Rokende mannen
Column: Kraantje
Gepubliceerd: 18 november 2022
‘Waar zijn de tijden gebleven dat een universiteit een baken van verlichte geesten en verdraagzaamheid was? Toen kritisch denken niet vergezeld ging van een trigger warning; een aankondiging dat de informatie die je gaat ontvangen weleens als shockerend kan worden ervaren. Als studenten literatuur een tekst moeten lezen waarin iets staat dat onder het wetboek van strafrecht valt, wordt er een trigger warning bijgeplaatst, stel je voor dat je zomaar wordt geconfronteerd met de botte, harde realiteit van zware delicten.
Kregen universiteiten vroeger het verwijt dat zij studenten afleverden die in ivoren torens leefden, tegenwoordig lijken ze hofleveranciers van “sneeuwvlokjes” te zijn. Niet vanwege de kleur van studenten, maar omdat ze bij de minste of geringste confrontatie met de realiteit van alledag verzwolgen dreigen te worden in hun gevoelens van gekwetstheid.
Zo leidde deze week een schilderij tot grote grieven. Het groepsportret uit 1976 dat de ophef veroorzaakte, beeldde het College van Bestuur van de universiteit van Leiden uit: zes blanke (witte) mannen, zittend in een groep waarbij een aantal rookwaar in de mond heeft.
De gekwetste werd met het schilderij geconfronteerd tijdens een bijeenkomst in het iconische Academie Gebouw in Leiden en tweette: “Ik had vandaag een bijeenkomst in de zaal en voelde mij niet zeker over het signaal dat ik ervan kreeg… heeft dit schilderij niet een ironische of enigszins kritische noot ernaast nodig?”
‘Ik vernam dat een van de geportretteerden tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken heeft gezeten en ook de vader van Job Cohen was. Wat de goede man heeft gedaan om iemand te kwetsen, is mij een raadsel. Het is maar goed dat het een promovenda in politicologie betreft, en niet in kunst- of gewone geschiedenis, anders zou ik me ook ernstige zorgen over de staat van het hoger onderwijs maken.’
‘Nou dat doe ik zeker, een hoogleraar criminologie deed er nog een schepje bovenop: “Ik heb het grootste deel van mijn carrière in de academische wereld doorgebracht in kamers met mannen en schilderijen van mannen. Bovendien heb ik een hekel aan de rook, ook al is het maar geschilderd.” Zelfs de minister van SZ&W, Carien van Gennip, bemoeide zich er tegenaan: “als dit de bestuurskamer is waar je wordt ontvangen en er heerst daar een sfeer van rokende, witte mannen die de dienst uitmaken, dan klopt het niet en begrijp ik dat je daar aanstoot aan neemt”. Toen vervolgens het schilderij werd verwijderd, waren de critici in hun nopjes, de negentigjarige kunstenaar daarentegen was verbijsterd. Het schilderij geeft volgens hem een tijdsbeeld weer, roken in het openbaar was heel gewoon, en besturen bestonden in de jaren zeventig nou eenmaal voornamelijk uit mannen.
Als je begint met het weghalen van schilderijen omdat ze als kwetsend kunnen worden ervaren, waar houdt het dan op? Gaan we de naakten van Rubens weghalen of bedekken omdat men er aanstoot aan kan nemen, zijn ze body positive of voer voor fat shaming? Moet de Nachtwacht weg, omdat het onwenselijk is dat burgers een gewapende militie vormen? Hebben de nabestaanden van Aris Kindt in de Anatomische les van dr. Tulp wel toestemming gegeven voor het beeldrecht van zijn dode lijk? Zijn de stillevens van dode vissen en wild niet te confronterend voor dierenactivisten? En triggeren het Melkmeisje of de Kaasdragers niet veganisten?’
‘Als historisch besef tegenwoordig betekent dat een nieuwe beeldenstorm of culturele revolutie plaats moet vinden, dreigen we een deel van het verleden niet alleen te willen verdoezelen maar ook ontkennen. Het is angstaanjagend dat realiteitszin wordt vervangen door wensdenken, terwijl kritisch denkvermogen essentieel is om desinformatie en nepnieuws te bestrijden juist in het huidige versnipperde media, Metaverse, Twitter, Instagram en TikTok universum.’
‘Wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd haar te herhalen; dat lijkt me nu een belangrijkere opdracht aan de politiek en het hoger onderwijs dan het weghalen van een afbeelding van een stel rokende mannen.