Over vroeger…
Column: Kauw
Gepubliceerd: 19 juni 2020
Allemaal etensresten vlak voor de deur door al die tafeltjes in de tuin van de Ruïnekerk. Om maar eens met twee titels van Bergense boeken te spreken, voor ons kauwen ‘is hier het paradijs niet verloren’, en ‘schijnt ’t geluk bereikbaar’.
Ik hoor vlak onder mijn lindeboom iemand vertellen over lang geleden. “Wij woonden achter de kerk, daar had vader een fotozaak”, legt de oude dame in de rolstoel uit. “Maar je moet niet denken dat wij toen in de tuin van de kerk mochten spelen.” De vrouw die met haar koffie drinkt, neemt een hap van een stuk appeltaart. “Hoe was dat dan Jet”, vraagt zij. “Toen stonden er nog allemaal grafzerken in deze tuin, dat waren natuurlijk mooie plekjes om je achter te verstoppen. Want juist omdat het ‘verboden terrein’ was, was het voor ons heel spannend om hier te spelen.” “Dat zijn de zerken die nu langs de muur staan?”
“Ja, alleen de grafzerken zijn daar, eind jaren 60, naartoe verhuisd, de graven liggen gewoon nog hier onder onze voeten.” “We speelden hier met een paar buurkinderen ‘buut vrij’ en dan plotseling kwam ‘bromsnor’ Kamminga om de hoek, oei dan moest je wegwezen.” Jet kijkt er nog ondeugend bij. “Gelukkig zijn de huizen rond de kerk in stijl behouden gebleven. Alhoewel de gemeenteraad ooit op het punt heeft gestaan om het Sterkenhuis te laten slopen, het oudste pandje van Bergen!”
“Nu moet ik zomaar denken aan het filmkastje van de Rus. We keken daar verlekkerd naar al die prachtige zwart-wit foto’s van knappe filmsterren.” Jet wijst naar het oosten. “Jij weet vast ook nog wel dat de fietsenwinkel van Busker de delicatessenzaak was van de Wijs & Broers met Mien de Waard achter de toonbank.” “Jazeker”, reageert de vrouw enthousiast, “mijn moeder schreef de boodschappen in een zwart boekje op en die bracht ik dan naar de winkel. Aan het eind van de dag werden de dozen thuisbezorgd, bijna net als AH nu doet.” De oude dame zet haar kopje neer en lacht. “Het grote verschil is dat toen alles op de pof ging, tot het einde van de maand.” “Ja Jet en nu betalen wij met een ‘tikkie’.” “Een tikkie?” vraagt zij. “Wat is dat nu weer?” Eindelijk vertrekken ze, ik neem een duikvlucht en zie nog een kans om de ober voor te zijn en de laatste kruimels van de appeltaart weg te pikken.