Mooi en lelijk
Column: Peter van Vleuten
Gepubliceerd: 18 november 2022
‘Beauty is in the eye of the beholder’, zeggen ze zo treffend in het Engels. Oftewel: wat schoonheid is, bepaalt degene die kijkt. ‘Mooi’ is een subjectief begrip. En dat geldt dan omgekeerd ook: lelijkheid is al net zo subjectief. Daarom is het ook zo moeilijk om het met elkaar eens te zijn over wat mooi is en wat niet.
Dat is dan ook de essentie van kunst. Wat de één prachtig vindt, noemt de ander spuuglelijk. Maar daarom is het niet minder kunst. Immers: het is een misvatting dat kunst pas waarde heeft als het ‘mooi’ is. Ware kunst hoeft niet hetzelfde te zijn als schoonheid. Ja natuurlijk, het is fijn als een kunstwerk bekoort en ontroert. Maar het hóeft niet. Kunst mag ook schuren, irriteren, onthutsen, kwaad maken, verwarring zaaien en tot woede leiden. Of tot een lachsalvo. Zo ben ik zelf nog altijd lyrisch over de pindakaasvloer van Wim T. Schippers in museum Boijmans Van Beuningen. Een totaal nutteloos kunstwerk waarvan ik spontaan in de lach schoot. Ik ga niet eens proberen uit te leggen wat ik er geniaal aan vond. Misschien wel dat zoveel mensen zich erover opwonden. Die pindakaasvloer deed dus precies wat kunst kan en moet doen. De meningen verdelen, en niet zo’n beetje ook.
Weet u nog, de consternatie die er ontstond toen zo’n twintig jaar geleden die twee zuilen verrezen aan de entree van ons kunstenaarsdorp? Schande, misbruik van gemeenschapsgeld, en was dat nou kunst? Twee roestige palen die destijds ook nog eens een levendige associatie opriepen met de kort daarvoor verwoeste Twin Towers van het World Trade Center in New York. Grapjassen monteerden er zelfs een modelvliegtuigje tegenaan ter illustratie.
Nou zal ik niet beweren dat de roestzuilen twee decennia later in mijn subjectieve ogen opeens mooi zijn geworden. Persoonlijk ben ik er nooit van gaan houden, noch heeft hun silhouet mij ooit het gevoel gegeven van ‘ha, bijna thuis’. Maar mijn mening is ook maar een mening, dat besef ik terdege.
Heden ten dage is er dan nu weer een discussie over de Bakemaflat, de steenpuist van Bergen volgens sommigen. Dat blok beton boven het Plein zou gesloopt worden, maar nu hoor je zelfs weer stemmen opgaan dat het ook weer een zekere architectonische waarde heeft en misschien wel behouden zou moeten worden. Persoonlijk vind ik het een afzichtelijke stenen schoenendoos, maar ik laat me graag overtuigen van het tegendeel.
Aan die discussie waag ik me dus niet. Het verwondert me eigenlijk meer dat er over dit soort ‘landmarks’ een – al dan niet terechte – publieke discussie ontstaat terwijl de werkelijke lelijkheid zich al sinds jaren onze directe leefomgeving binnen werkt. Ik kan werkelijk droevig worden van het geweld aan primaire kleuren waarmee overheden, planologen, stedebouwkundigen, fabrikanten, ambtenaren Openbare Ruimte en andere bedenkers ons bestoken. Zonder dat er ook maar iemand ingrijpt. De ultieme lelijkheid van knetterkleurige speeltoestellen en fietsenrekken waarmee we onze kinderen al op kwetsbare leeftijd vertrouwd maken. Of de onthutsende weerzinwekkendheid van de containers waarin we ons huisvuil dienen te scheiden. Het is de tekentafelterreur van My First Kliko. Ronduit beledigend. Denken deze bedenkers nou werkelijk dat ik het verschil tussen drie afvalbakken niet zou weten als er slechts een duidelijk gelijkkleurig symbooltje op zou staan? Nee hoor, er moeten drie brullende dekselkleuren op rij staan die aantoonbaar vloeken bij ongeacht welk huis. Er is geen woning in ons land waar zo’n kliko leuk bij staat. Onmogelijk.
Voor mij staan die klerekliko’s voor een bewust en vooropgezet sinister plan om onze maatschappij te debiliseren, en het ziet er steeds meer naar uit dat dat aardig lukt. Als je volwassen mensen als kleine kinderen behandelt door ze speelgoedkleuren op te dringen, zullen ze zich vroeg of laat als kleuters gaan gedragen. Dát is er aan de hand in Nederland en we laten het gewoon gebeuren. Overal waar je kijkt, schreeuwen de synthetische snoepkleuren, icoontjes en plaatjes je dyslectisch tegemoet. We leven in een maatschappij op hurkhoogte.
En dáár hoor je eigenlijk niemand over. We maken ons druk over roestzuilen en betonflats. Maar we zien niet dat de lelijkheid al lang van hogerhand onze huizen is binnengedrongen.
Of ligt dat nou aan mij? Waarschijnlijk wel. Ook ugliness is in the eye of the beholder.
Peter