Lijn 410, de buurtbus tussen Camperduin en Egmond aan Zee, een goed bewaard geheim (1)

Door: Gerard Kohler

Lijn 410, de buurtbus tussen Camperduin en Egmond aan Zee, een goed bewaard geheim (1)

Noord-Holland kent een aantal goed bewaarde geheimen. Eén ervan is mijn geboorteplaats Den Helder. De meeste mensen kennen de plaats als het eindpunt van het karrenspoor N9 waar je doorheen komt om aan te sluiten in de file naar de Texelse boot. “Blijf dat vooral denken, en blijf vooral weg” zeggen de Nieuwediepers, die zich onderling overigens jutters noemen. Zij weten beter.

Soms denk ik wel eens dat lijn 410, de buurtbus tussen Camperduin en Egmond aan Zee, ook zo’n goed bewaard geheim is.  Toegegeven, mijn rit is de vroege op de dinsdagochtend. Niet zo’n heel populaire. In de zomer wat Duitse toeristen die een strandwandeling van Camperduin naar Egmond willen maken, of andersom. Het hangt van de windrichting af. En die is meestal zuidwest, dus dat tref ik ook niet.  In de winter af en toe een verregende scholier, een enkele Oekraïense werkster en soms een hele bus vol met studenten die een weekend in het NiVON Zeehuis in Bergen aan Zee hebben. Een paar vaste klanten zijn er toch ook. Twee wat oudere dames, die ik van De Marke naar het Plein in Bergen breng. Dat zijn dan zo’n beetje de enige locals die ik wel eens spreek in de bus. Verder lijkt lijn 410 een goed bewaard geheim. Ik vraag er wel eens naar. De meeste mensen uit mijn omgeving kennen de bus wel  en zeggen dan te denken  dat die voor bejaarden is, een belbus is, of alleen voor toeristen en nog meer, maar niet voor hen. Als ik dan vertel dat dit niet zo is, zeggen ze steevast de bus eens te nemen. Maar ik zie ze nooit.

Dat is jammer. Want de lijn is niet alleen een vervoermiddel van A naar B, maar vooral een rit dwars door de geschiedenis van Noord-Holland. Begint bij Camperduin, aan de voet van de Hondsbossche, de dijk die Nederland al eeuwen beschermt tegen de Noordzee. En eindigt in Egmond, tot 1600 het bestuurlijk centrum van Noord-Holland. Over beide plaatsen is nog veel meer te melden. Maar dat geldt eigenlijk voor elke halte onderweg. Ze hebben allemaal een verhaal. Verhalen die de meeste chauffeurs kennen en waar ze best over willen vertellen. Die chauffeurs hebben trouwens ook allemaal een eigen verhaal. Zo is er Willem uit Bergen die mij op dinsdag altijd aflost. Willem is schoolmeester geweest, maar nu IVN-gids. Hij geeft rondleidingen in het duingebied en is ook vrijwilliger bij Oudtburgh. Rijdt de bewoners rond. Kees is er, uit Egmond, een oud-politieman, collega van mijn vader ooit. Een bron van anekdotes en bijzondere gebeurtenissen. Tegelijk is Kees symbool voor wat eigenlijk het wonder van lijn 410 mag heten.

Hoe bestaat het dat drie zo verschillende culturen, de Egmonders (zowel Derpers, Hoevers als Binders), de Bergenezen en de Schoorlaars al zo lang en gezamenlijk met zo’n 60 vrijwillige chauffeurs de lijn in standhouden? Er elke dag staan tussen 8.00 en 18:00? Allemaal wat ouder. Meest mannen, een enkele vrouw. Dat kan toch niet anders dan doorlopend ruzie en afsplitsingen geven, zoals we bijvoorbeeld bij ouderen partijen vaak zien? Niets van dat alles. Er zou een  sociologisch onderzoek naar gedaan kunnen worden, filosofeer ik wel eens met Willem. Want het zijn mannetjes hoor. Oud-wethouders, directeuren van grote bedrijven, maar ook voormalige bouwvakkers, ondernemers. Geen doetjes. En waarom ze het doen? “Nou als niemand het doet, dan…” hoor ik vaak als verklaring. Hoewel ik vermoed dat er ook best tussen zitten die het rijden op zo’n bak gewoon leuk vinden, of een praatje maken, of de route. Tot die laatste groep behoor ik zelf.

Zo’n 50 haltes kent de lijn. En elke halte nodigt uit om uit te stappen, of in te stappen naar de volgende halte met z’n eigen verhaal.

Mijn dinsdagrit begint bij garage Van Langen. Ik moet zorgen hier voor 8.05 de sleutel in het contact te steken, anders belt Els. We worden gevolgd. Het vertrek is weliswaar 8.29 maar als er eens iets mis is, heeft Els nog tijd wat te kunnen regelen. Het komt zelden voor. Maar het is goed. Els is belangrijk voor ons allen, want we kunnen van haar op aan. Die gaan we niet in de steek laten.

Vanaf Van Langen rijd ik aan een stuk door naar Camperduin. Het eigenlijke startpunt en tegelijk mijn favoriete plek in Noord-Holland. “Camp” zoals het toen nog heette, duikt eigenlijk voor het eerst in de geschiedenisboeken op vanwege de zeeslag bij Camperduin in 1797. Bij ons niet zo bekend die zeeslag. Die verloren we namelijk. Admiraal de Winter werd hier verslagen door admiraal Duncan. In Engeland net zo bekend als Nelson. Zijn overwinning “is considered one of the most significant actions in naval history.”
Maar wij kennen hem natuurlijk niet. Wel bekend bij ons is de vice-admiraal William Bligh, zijn acties tijdens de zeeslag waren van doorslaggevende betekenis. De meest verfilmde Britse kapitein ooit. Maar het gaat niet over deze zeeslag, zijn roem dankt hij bij ons aan de Bounty en de muiterij die daarop plaatsvond. Een paar jaar eerder.
Met admiraal de Winter liep het trouwens ook goed af. Napoleon bevorderde hem later tot maarschalk, hij verkreeg het Grootkruis in het Legioen van Eer en werd onder grote publieke belangstelling na zijn dood bijgezet in het Pantheon te Parijs.

Op de Hondsbossche is een aantal jaren geleden zand gespoten. Het is nu onderdeel van de kunstmatige kustverdediging die we ook wel duinen noemen. De stoere dijk lijdt onder dit zand en telkens weer hoop ik dat als het flink stormt de Noordzee wraak neemt voor haar geduchte, maar  dappere en gerespecteerde tegenstander door het zand van haar af te spoelen. Ooit gaat dit gebeuren.
Dan komt ook de Prince George weer vrij. Een kruiser die een heldenrol vervulde in de Eerste Wereldoorlog. Op weg naar de sloop in Hamburg in 1921 vergaan voor de Hondsbossche. Bijna 100 jaar hebben bezoekers van dit schip kunnen genieten. En kunnen dagdromen. Nu rust er een kunstmatig duin op het slagschip. Een lullig bordje staat op de plek waar het graf ergens moet liggen.

Op de Hondsbossche kwam ik vroeger vaak. Op het meest zuidelijke punt woei het altijd. Keek je naar het zuiden dan zag je kilometers strand, Bergen aan Zee, Egmond en heel in de verte de Hoogovens. Nabij lag paviljoen Minkema. Een paar keer weggespoeld, door de Duitsers opgeblazen, maar telkens weer herrezen. Uitbater was jarenlang Jouke Minkema, de populaire columnist uit de Duinstreek. Draai je naar het oosten, dan zie je eerst het grootste duin- en bosgebied van Nederland. Natura2000 inmiddels. Er wordt in gehakt, gezaagd, gegraven. Altijd al. Vroeger om het zand weg te scheppen voor de zandsteenfabrieken, weer later om er de grachten van Amsterdam mee te dempen, en nu in het kader van natuurbeheer. Voor herstel is dat. Waarvan? Vraag ik me telkens weer af. Mooi is het er, maar rustig nooit.  Als kind speelde ik er in de bunkers als ik op bezoek was bij mijn vriendje van de lagere School Ype Minkema die in Camperduin woonde. Kilometerslange gangen. De meeste zijn opgeblazen en verwijderd. Maar onder dat hoogste eerste duin ligt er nog een. Ik weet het zeker. Later kwam ik hier met mijn neef Martin. Hij was lid van de NJN. We zochten meeuweneieren die we uitbliezen en  uilenballen die we zorgvuldig determineerden. We haalden ooit “Stuif es in” met onze verzameling.

Verder naar het oosten kijkend zien we een waar panorama. De Hargerpolder, pony’s weiden er. Haaientanden staan er nog van de Atlantikwall. Je kunt er uren van blijven genieten. Zelfs de windturbines in de verte hebben een eigen plek in het landschap verworven. Het is Nederland in het klein. Hoe het was, en hoe het gaat worden. Noordelijker zien we dat andere Natura2000 gebiedje, De Putten en Abtskolk. Een vogelparadijs. Terecht een beschermde status gekregen. Het is een oude kleiput. Eerst gepacht door Rijkswaterstaat en op tijd aan ze verkocht door de boer. Want klei is er niet meer nodig om de Hondsbossche te verstevigen. Rijkswaterstaat wist ook niet wat er mee te beginnen en het is nu beschermd natuurgebied. Gelukkig maar. Want de afrasteringen eromheen tegen de vos zijn noodzakelijk en ook de vogelgriep slaat er nog wel eens toe. De vogels die er nu zitten zijn andere soorten dan die er zaten, of naar geïmporteerd werden zoals bijvoorbeeld de dwerggans.  Het gebied heeft desondanks een beschermde status gekregen. We zien er nu bijvoorbeeld veel aalscholvers en een enkele lepelaar, die door de ganzen zijn verdreven uit het Zwanenwater. Een veilige haven is het. Tot nu toe dan, want de gans koloniseert maar door in Noord-Holland.

Naar het noorden kijkend zien we in de verte Petten. Schagen ook en bij helder weer kunnen we tot aan Den Helder kijken.

En dan, naar het westen. De Noordzee. Vroeger met vissersboten, nu met windturbines. Maar het blijft mooi. Niet meer zo mooi als toen je op de basaltblokken stond, maar nu op het zand houdt het z’n charme. Minder uniek, maar zo gaan dingen. Nederland is nooit af.

De bus rijdt naar de volgende halte. Hargen.