Kies mineur…
Column: Peter van Vleuten
Gepubliceerd: 10 maart 2023
“Muziek is overal om je heen”, zei songwriter-zanger Ruben Hein een paar maanden geleden in een masterclass die we bij de Songwriterschool hadden georganiseerd. Hij beschreef hoe hij regelmatig inspiratie put uit alles wat hij hoort in de natuur. Als voorbeeld gaf hij het geluid van de ijsbergen waartussen hij had gevaren op weg naar de Zuidpool. “Man, dat is pure acid jazz!” Het geluid van tegen elkaar aan schurende schotsen, het gezang van de breuken, het klotsen van de golven tegen het drijvende ijs – hij ervoer het als zuivere muziek. Inspiratie voor songs, rechtstreeks uit de natuur.
En was het niet Neil Diamond, die in ‘Beautiful Noise’ het geronk van stadsverkeer en de klikkerdeklak van de treinen omschreef als een muziekstuk waarin het leven gestalte krijgt? Een gegeven waar ook onze eigen Guus Meeuwis wel weg mee wist in ‘Kedeng Kedeng’.
De geluiden om ons heen horen, als waren ze composities: een mooie manier van luisteren. Het overkwam mezelf deze week ook. Nou ja, overkwam. Het was meer als mentale escape, als muzikale dissociatie. Ik bevond me in de tandartsstoel vanwege een zeurende, drukkende pijn in mijn linkerbovenkaak. Ik probeerde het nog te gooien op een bijholte-ontsteking omdat ik verkouden was. In dat geval zou een antibiotica-kuurtje een zachte oplossing bieden. Maar tandarts Klaas, rustig en goedgemutst als altijd, kwam met een duidelijk bewijs in de vorm van een röntgenfotootje. Wortelpunt ontstoken. En aangezien de kies al eens een wortelkanaalbehandeling had ondergaan, was de enig afdoende remedie: trekken. Ik stemde in. Tegenover deskundigen ben ik – zeker in liggende positie – merkwaardig volgzaam. Bovendien ken ik Klaas al erg lang en ik heb het volste vertrouwen in zijn vakmanschap. ‘Let’s get this over with’, klonk het in mijn hoofd. In spannende situaties ga ik altijd filmcitaten debiteren.
Ik wist dat – hoe goed de zorgen ook zouden zijn – het komende kwartiertje niet tot mijn favoriete herinneringen zouden gaan horen. Maar ik riep Ruben Hein in herinnering en besloot om alles dat ik straks zou horen op te vatten als melodieën in een symfonie. Dat zou me wellicht afleiden.
De sondes, spiegeltjes, haakjes, pincetjes, verdovingsspuiten en tangen tinkelden op verschillende toonhoogtes op de afgedekte metalen schaaltjes en plaatjes. Ik begon ze te herkennen. Per klank wist ik welk instrument zich als volgende aandiende. Het brommen van de afzuiger legde een sonoor bastapijtje en het piepen van Klaas z’n krukwieltjes halfachter me gaf af en toe een solootje. Daar kwam diepmetalig de klank van de tang. “Even wijd open”, zong de tenor. En ik maar proberen een symfonie te ontwaren.
In mijn linker binnenoor klonk na wat hoogpiepend gewrik een hoge, harde en schriele ‘krak’. “Aha, daar is de breuk”, soleerde de tandarts. “Dat zat er wel in.” Slechts de kroon had zich van mijn kiesdistrict losgemaakt. De rest moest in stukjes en beetjes eruit gewrikt en gepriegeld worden. Plotseling schoot me te binnen dat Klaas me ooit bij een borrel vrolijk had laten weten dat ‘een beetje bloed en breekwerk’ tot z’n interessantste bezigheden hoorden. Ik had er nooit meer aan gedacht tot precies dat moment. Het brein doet soms wrede dingen. En die hele symfonie was verdwenen.
De geluiden die ik in mijn hoofd hoorde weerklinken bij iedere splinter en wortelrest die Klaas naar buiten wipte, zijn nauwelijks te beschrijven. Voor iemand die auditief ingesteld is als ik, waren ze nog beangstigender dan het aanzicht dat me gelukkig al bespaard bleef. Maar ik hóórde hoe het eruit zag.
Al met al zal het misschien hooguit tien minuten hebben geduurd. Daarna klonk er een tevreden ‘klaar’ en mocht ik op een gaasje bijtend afscheid nemen. Door alle verdovingen viel de napijn reuze mee.
De eerste drie uur dan. Daarna kwam de pijn ongestoord terug. Ik voelde mijn hartslag ritmisch in mijn kaakholte, de paracetamolletjes waren kansloos. In een moment alleen kreunde ik vol zelfmedelijden vanuit mijn tenen: “Ahh, kolere.”
Ik heb het akkoord meteen gecheckt op de piano: kies mineur. De toonsoort en het ritme heb ik dus al. Maar ik denk niet dat ik deze symfonie ooit zal afmaken. Geen hond die ‘m zal willen horen.