Het AOW-dorp Bergen
Column: Gerrit Mollema
Gepubliceerd: 17 november 2023
Ik kijk uit naar de 23ste. Op de ochtend van die dag rijdt een onbekende ambtenaar op zijn zwart gemoffelde fiets namelijk naar het ministerie van Sociale Zaken. Hij loopt zijn kantoor binnen, hangt zijn hoedje en regenjas aan de kapstok en installeert zich achter zijn bureau.
Hij haalt een lunchtrommeltje uit zijn aktentas en zet het naast de computer. Hij logt in en drukt op een grote groene knop op zijn toetsenbord. En dan op dat moment stromen er uit de schatkist van het rijk via de Sociale Verzekeringsbank in één klap enkele miljarden euro’s naar de bankrekeningen van de paar miljoen AOW-gerechtigden in het hele land. En klaar is Kees! (als de onbekende ambtenaar zo heet)
Daarna logt hij uit en peddelt weer naar huis. Misschien een korte werkdag, maar hij heeft wel een berg werk verricht.
Of het echt zo gaat weet ik niet maar ik mocht er graag over fantaseren op het terras van de Lamoraal in de maanden voor ik aan mijn oudedagsuitkering toe was. Dit tot grote ergernis van Flessenpost-uitgever Harry Steunenberg die mijn eeuwige gezeur over pensioenen en AOW meer dan zat was en het liever had over het exquise gerecht dat hij die avond ging maken en de 28 ingrediënten die daarvoor nodig waren.
Tot twee weken geleden. Want toen had ook hij recht op zijn eerste AOW-uitkering en de onbekende ambtenaar was Harry niet vergeten. Wat hem vooral verheugde, was dat hij als alleenstaande een paar honderd euro meer kreeg dan ik die een partner heeft. En hij kwam met een verrassend inzicht. ‘Op het scherm van die man zal Bergen wel verschijnen als een vuurrode plek.’
‘Waarom?’
‘Nou, Bergen is het meest grijze dorp van het land dus daar vloeit een smak geld naar toe.’ ‘Bergen? Dat is het dorp in de top vijf van meest vermogende inwoners.’
‘Ja jongen, het maakt niet uit of je zo arm bent als een kerkrat of een villa op de Eeuwigelaan hebt, als ingezetene van dit land heeft iedereen recht op AOW.’
Hij stond op, grijnsde en zei: ‘En nu duik ik achter de pannen.’
Ik bleef verbijsterd achter en begon te piekeren dat er weinig waardering is voor de onbekende ambtenaar. Altijd flauwe grappen – ‘Weet je hoe een ambtenaar knipoogt? Dan doet hij even één oog open’ – terwijl de man zulk nuttig werkt doet.
Overal ter wereld zijn er monumenten voor de onbekende soldaat. Wordt het niet eens tijd om een standbeeld voor de onbekende ambtenaar op te richten? En waar kan dat beter dan in het dorp Bergen dat zoveel profiteert van zijn harde werk. En het liefst op het nieuwe plein op het Plein als dat er ooit komt. Hoeft niet op een sokkel, we laten hem gewoon leunen tegen zijn zwart gemoffelde fiets.
Toch eens voorleggen aan Harry.