Blunder

Door: Dorien Veerman

Blunder

Het is al donker als ik mijn auto parkeer in het centrum van de stad. Boven een winkelpand woont de familie waarmee ik in gesprek ga. Via een glazen lift stap ik direct de woonkamer binnen. Zoals in een penthouse. De etage is modern en sfeervol ingericht. Een prachtige leefkeuken, grote planten, zwart staal en een mooie eiken houten vloer.
Er woont een jong stel. Met hun hond en aan de box te zien een baby. Ik schat ze eind twintig/begin dertig. Een ander jong stel zit al aan de keukentafel. De twee zussen hebben hun vader verloren. Die is de dag ervoor plotseling overleden.

Ze zijn gespannen en ontdaan
Ik leg ze uit wat we vandaag gaan bespreken, dat ze alles bij mij kunnen neerleggen en dat we elkaar dagelijks zullen spreken de komende periode.
De dames zijn zichtbaar opgelucht.
We drinken thee en het gesprek is ontspannen. Ik ervaar een bescheiden, lieve, warme familie.

Het afscheid wordt gepland op een zondagmiddag. Alleen dan kan de schoonzoon van meneer erbij zijn. In verband met zijn werk.

Drie weken na de uitvaart hebben we afgesproken voor een afrondend gesprek. Dit keer spreken we af in het vakantiehuis van het jonge stel.
Een prachtig huisje aan de rand van de duinen. Voor de deur staat een grote glinsterende gloednieuwe sportwagen.
De schoonzoon doet de deur open. In een flits zie ik aan zijn pols een duur horloge.

En ik denk nieuwsgierig; nu wil ik toch weten hoe het zit.
We blikken terug op het afscheid en dan vraag ik: zijn jullie ook al weer aan het werk? Waarop ik slinks oogcontact zoek met de schoonzoon.

“Ja” zegt hij, “mijn werk stopt nooit.” “Wat doe je eigenlijk”, vraag ik zo nonchalant mogelijk.
“Ik ben professioneel sporter”, zegt hij. Ik denk, misschien is hij personal trainer of heeft hij een sportschool. “Wat voor sport”, vraag ik. “Voetbal”, zegt hij. Dus ik denk, is hij trainer van een amateur voetbalclub? “Wat leuk”, zeg ik, “waar? In Alkmaar?”
Het gesprek liep niet echt soepel.
Spraakzaam was hij niet. En op dat moment had ik moeten stoppen.
Maar in plaats daarvan flap ik eruit, “oh bij Alcmaria?” (De enige voetbalclub in Alkmaar die ik ken). “Nee””, zegt hij, “bij die grote club met dat stadion.” Ik verschiet van kleur. En ik krijg een flashback.
Een paar dagen geleden kijk ik met mijn man (mee) op TV naar een eredivisiewedstrijd. Ik zie een keeper in een fel groene outfit close up in beeld en ik denk, die ken ik. Maar waarvan? Ach vast van TV.
“Ohh”, zeg ik (te hard), “nou weet ik het, jij had van de week zo’n gifgroen pak aan.” (Waarom zeg ik dit?). Hij kijkt me raar aan en de twee zussen liggen helemaal in een deuk.

Wat een blunder.
Thuis kwamen ze niet meer bij van het lachen.