Bijzondere gast aan de Voert in Bergen
Op alle Waddeneilanden zijn broedkolonies van lepelaars, in totaal broeden er meer dan 60% van alle Nederlandse lepelaars
Gepubliceerd: 5 mei 2023
Eerder deze week keek de Bergense natuurfotograaf Richard Dekker vreemd op toen hij een lepelaar aan de Voert in Bergen ontdekte. Hij schoot voor de Flessenpost een paar prachtige foto’s.
Met hun lepelvormige snavel, helder witte verenkleed en lange waadpoten zijn lepelaars een elegante verschijning. Ze ‘lepelen’ het voedsel uit het water door hun snavel heen en weer te bewegen. Er broedden in 2011 zo’n 2300 paren in Nederland, waarvan de ruime meerderheid op de Waddeneilanden. Lepelaars broeden bij voorkeur op rustige plekken, niet veel verder dan 50 kilometer van de plaats waar ze voedsel kunnen vinden. ‘Rustig’ wil in dit geval vooral zeggen: liefst buiten bereik van roofdieren.
Vestiging en ontwikkelingen van de lepelaar
Op alle Waddeneilanden zijn broedkolonies, in totaal broeden er meer dan 60% van alle Nederlandse lepelaars. Na 1900 ontstond de eerste waddenkolonie lepelaars op Texel (in de Muy). In 1962 vestigde de lepelaar zich op Terschelling, in 1983 op Vlieland en in 1992 op Schiermonnikoog. In 1994 is ook Ameland door de lepelaar ‘ontdekt’ als broedgebied, hoewel het pas in 1996 tot echt broedsucces kwam. Twee jaar later, in 1998, werd het eerste broedende lepelaarpaar gezien op Rottumerplaat en in 2000 vestigde de soort zich op de kwelders langs het Balgzand. In 2010 broedden er voor het eerst lepelaars op Griend. De lepelaar staat sinds 2004 niet meer op de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare vogelsoorten in Nederland.
Hollandse winterlepelaars
Soms worden er in Nederland overwinterende lepelaars gezien. Ze hoppen vaak als enkelingen of in kleine groepjes heen en weer tussen de moerasgebiedjes in de Hollandse duinen, en wagen ook nu en dan de oversteek naar Texel. Er is weinig bekend over de overlevingskansen van deze wintergasten in de Nederlandse vrieskou. De garnalen zijn meestal buiten bereik omdat die naar dieper water zijn getrokken. De lepelaars moeten het dus hebben van kleine visjes in de duinmeertjes en -sloten. Als die dichtvriezen wordt de situatie echt kritiek.
Trekgedrag van lepelaar
De lepelaars die in West-Europa broeden, overwinteren vooral langs de West-Afrikaanse kust, zoals in het tropische waddengebied Banc d’Arguin voor de kust van Mauritanië. Een klein deel blijft in Europa en overwintert langs de kusten van Frankrijk, Spanje en Portugal. Soms worden er in Nederland overwinterende lepelaars gezien.
De trekkende lepelaars rusten onderweg op verschillende plekken om weer op krachten te komen. Die rustplekken zijn van levensbelang voor trekvogels. Hoe langer de reis, hoe langer de lepelaars nodig hebben om tussendoor op krachten te komen. In totaal kan de hele trektocht wel twee maanden duren. Tijdens de trek gaat ongeveer 60% van de jongen dood door jacht, roof, uitputting en vooral hoogspanningskabels. Begin februari vertrekken de lepelaars weer uit hun overwinteringsgebieden. De terugreis wordt nog vaker onderbroken. Friesland is de laatste verzamelplaats. Van daaruit vliegen de vogels door naar hun broedkolonies.
In 2008 zijn op Schiermonnikoog lepelaars voorzien van zenders. Door deze vogels te volgen hopen onderzoekers meer inzicht te krijgen in de doodsoorzaken tijdens de trek.
In 2009 zijn er twee Texelse lepelaars van de Schorren van een zender voorzien. Lepelaar Eckard vloog naar de Banc d’Arguin in Mauritanië, lepelaar Loran naar Khniffiss Lagoon in de Westelijke Sahara. Helaas is daar het contact met de lepelaars verloren.
Kenmerken van lepelaars
afmetingen: 80-90 centimeter, spanwijdte 115-130 centimeter
kleur (volwassen): wit, zwarte poten, zwarte snavel met gele punt; in het broedseizoen witte kuif en gele vlek op de borst
voedsel: kleine vis, garnalen en waterinsecten
vijanden: vos, bunzing
status Nederland: broedvogel
winterverblijf: West-Afrika
habitat: moerasgebieden, wadden, slikken
Foto’s: Richard Dekker
Klik op één van de afbeeldingen voor een vergroting.