Bergen over tien jaar… Zo zou het Plein er dan wel eens uit kunnen zien
Column: Gerrit Mollema
Gepubliceerd: 8 januari 2021
Het is de eerste week van januari 2031, het jaar waarin ik 80 word. Ik sta voor De Marke met mijn nagelnieuwe, knalrode booster. Voorheen had ik een rollator – rokersbenen, u snapt het wel – maar daarmee kwam ik de afgelopen jaren niet verder dan een rondje rond de vijver van het bejaardenhuis. En al het gekrakeel rond de inrichting van het Plein volgde ik ook al tijden niet meer, ik had genoeg aan de sjoelcompetitie en het wekelijkse biljarttoernooi.
Maar nu wordt het tijd voor een tochtje naar het dorp om te kijken hoe dat erbij ligt. De directrice waarschuwt me voordat ze me een zetje geeft nog wel even: ‘Om kwart voor vijf weer binnen zijn, meneer Mollema, want dan is het donker.’
Op de rotonde richting Dreef gaat het bijna mis, maar vier minuten later sta ik in het centrum tegenover zeven dorpelingen voor de supermarkt van Deen. Niet De 7 Dorpelingen van Lex Schrama, want dat plan is nooit doorgegaan, hoewel de gemeenteraad daar twee keer een klap op gaf. Dat van tegenhanger Mooier Bergen is er ook niet gekomen, want de boel ligt er nog droeviger bij dan tien jaar geleden. Wel hangt er een bord met de tekst ‘Holland Casino wil hier gaan bouwen’. Wordt natuurlijk niks. Hoewel, in Bergen weet je het nooit.
Ik rij verder naar de Bakemaflat die tien jaar geleden zou worden aangepakt. Is ook niks aan veranderd behalve dat er nu een groot spandoek ‘Gekraakt’ aan hangt. Een oudere jongere komt van de door betonrot aangetaste trap af. Hij legt uit: ‘De sloopplannen van de toenmalige wethouder Klaas Valkering, die nu staatssecretaris is in het tweede kabinet van Wopke Hoekstra, waren rond toen het Genootschap Vrienden van Bakema in het geweer kwam. Allemaal collega-architecten die ijveren voor het behoud van wederopbouwprojecten uit de jaren vijftig en eisten dat de flat een rijksmonument werd.’
Ik knik naar het verloederde gebouw en zeg: ‘Niet gelukt dus.’
‘Nee, en toen hebben we het maar gekraakt.’ Hij grijnst en zegt: ‘Heeft Bergen toch wat woningen voor starters. Want wat dat betreft hebben jullie generaties het mooi af laten weten, ouwe.’ Hij geeft me een klap op mijn door artritus geplaagde schouder en loopt door.
Ik draai mijn karretje naar het Parkhotel. Maar dat staat er niet; noch het oude, nog een nieuwe versie. Wel is er op die plek een groot appartementencomplex gebouwd, met winkelruimtes op de begane grond waarvan een paar leeg staan vanwege de online-revolutie. Maar op de hoek van de Stationsstraat en de Breelaan is De Oude Gaper gevestigd, een grote seniorendrogisterij met boostervriendelijke entree. Binnen vind ik een enorm assortiment incontinentiemateriaal en de grootste collectie modieuze steunkousen uit de wijde omgeving. Om de hoek tref ik de huismeester van het complex die de stoep staat te vegen en vraag wat er is gebeurd.
‘Tsja, de vorige eigenaar van het Parkhotel was het op een gegeven moment zat. Eerst werd hij jaren gedwarsboomd door wat oude mensen die tot aan de Raad van State procedeerden. Daarna was er een mevrouw die een woning in het complex had, maar haar ‘droomhuis’ niet uit wilde. En toen dook de Stichting Behoud Bouwkunst Bergen op die het laatste plan veel te grootschalig vond. De eigenaar, zelf ook niet meer de jongste, vond het mooi geweest en heeft de boel verkocht aan een projectontwikkelaar. En tsja, met appartementen heb je een mooi en snel rendement. En ik heb er een baantje aan overgehouden.’
‘Maar nu heeft het dorp geen knap hotel meer,’ zeg ik.
‘Ach, je hebt Hotel Nassau in Bergen aan Zee nog, maar dat staat ook te verkruimelen,’ zegt de huismeester die verder gaat met zijn klusje.
Ik overweeg even om naar Bergen aan Zee te rijden, maar zie dat er nog maar twee streepjes op de accu van mijn mini-Ferrari staan. Bovendien begint het al flink te schemeren. Dus draai ik mijn bejaarden-limo met veel gehannes op de stoep en tuf weer richting De Marke. Ben ik mooi op tijd voor de nieuwjaarsbingo.