Anekdotes uit de Bergense horeca uit lang vervlogen tijden… De Bokkesprong
Door: Pieter van Dijk
Gepubliceerd: 22 mei 2020
Als ik het zo bekijk dan heeft bijna half horeca Bergen en omstreken in de Bokkensprong gewerkt. Mijn beurt was het in ieder geval op Koninginnedag 1975. Feit was dat ik ’s zomers wel rond kon komen van het geld dat ik bij ouwe Lau op de tennisbanen verdiende, maar in de winter had ik last van chronisch geld tekort en op advies van onze goede huisvriend Marcel van Bennekom, ging ik met hem mee naar de Bokkesprong voor een sollicitatiegesprek met Jan Kossen, de bedrijfsleider.
Marcel had mij in het oor gefluisterd dat ik moest zeggen dat ik 18 jaar was en op procenten wilde werken. Dat op procenten werken was zeer lucratief, want naast je fooi die geheel voor jezelf was, kreeg je 10% van de omzet die jij draaide en geloof me dat was veel geld, eigenlijk veel teveel geld voor een jochie van 17.
Met Koninginnedag was mijn vuurdoop, voor 15 gulden kocht je een nieuw mooi blauw schort en je werd geacht om er een lichtblauw overhemd onder te dragen, wat dan weer aan het eind van de avond donker blauw was, van het harde werken. Met wat weemoed had ik van ouwe Thé Lau afscheid genomen en nu kon het werken in de Horeca beginnen. Om het vak te leren zou ik met Marcel mee lopen en de kneepjes van het ober vak van hem leren, tot ik zelfstandig op ‘eigen portemonnee’ kon lopen . Maar zoals ik later wel vaker heb meegemaakt, liep deze dag qua drukte volledig uit de hand. Marcel en iedereen moesten alle zeilen bijzetten om de absurde drukte te runnen en om niet in de weg te lopen, werd ik aan het poleren gezet van de glazen en het bestek. Veel geleerd heb ik die avond niet, dat mag duidelijk zijn.
De volgende dag was er een uitvaller, zijn wijk werd opgedeeld en of ik dan de haard zelfstandig wilde lopen? Nee durfde ik niet goed te zeggen, maar nerveus was ik wel, want om eerlijk te zijn zo handig was ik niet en ik had nog nooit een net kopje koffie hoeven inschenken. Maar ik was geen lafaard en begon met goede moed aan mijn werk. Erno Donselaar ontfermde zich over me en leerde hoe ik het buffet moest bedienen en hoe ik een foutje herstelde, of zelf een drankje kon nemen. Mijn redding was mijn goede geheugen, want ik was net begonnen of er streek een groep van 12 man neer rond de haard, wachtend tot ze naar boven aan tafel konden. Zonder moeite nam ik de bestelling op. In die tijd was de bessenjenever nogal populair, en de mixjes bessen-jus, en bessen-up zaten er volop tussen. Voorzichtig serveerde ik de drankjes uit, want de eerste keer zo een blad vol met drank vasthouden, is niet eenvoudig voor een beginneling.
Op de hoek waar ik begon zat een ietwat frivole vrouw, die het hoogste woord met iedereen voerde, haar man zat in witte broek naast haar en was duidelijk al jaren niet meer aan het woord geweest. Ik wist exact nog wie wat besteld had en haar rosétje uitserveren ging ook nog perfect. Maar net toen ik haar man zijn biertje wilde geven, stond ze op om met een andere vent te gaan dansen en met een zwaai van haar hand tikte ze per ongeluk onder mijn blad, wat kieperde en allerlei soorten kleuren drank belandden in haar kerel zijn schoot. De l.l zag precies wie het deed, maar begon toch stampij te maken. Jan Kossen moest erbij komen, de stomerij werden toegezegd en frivooltje nam haar man even onder handen. ‘Niet zeuren hoor, die jongen kon er ook niets aan doen ik sloeg tegen zijn blad en het droogt wel op. Kom op we zijn uit met zijn allen.’ Ik vond haar op slag lief, maar dat het voorval me nu zekerheid had gegeven? Nee niet echt!
Jan Kossen, was zo een Horecaman, waar je heel veel van kon leren. Zoals die oude Kamm vroeger was en André Rzepka, van Fabels, tegenwoordig is. Altijd op de juiste plek te vinden om overzicht te houden en waar nodig bij te springen. Maar Jan heeft me na een jaar wel eens verteld dat hij met zichzelf een afspraak had gemaakt. ‘Nog drie fouten en hij ligt eruit, want dan leert hij het nooit en het was dat je altijd na het dweilen en opruimen ook nog de bar ging helpen anders had ik je er al veel eerder uitgeknikkerd.(Ook toen had de bar al een grote aantrekkingskracht op me) Maar vanaf het moment dat ik mij dat had voorgenomen, heb je geen enkele fout meer gemaakt, gaf hij ruiterlijk toe en ik heb er drie seizoenen met plezier gewerkt. Veel kan ik jullie vertellen, mooie verhalen, of droevige, over vechtpartijen en ga zo maar door. Maar voor deze keer hou ik het bij een verhaal over een dame met groot gemoed en karakter
Meestal liep ik niet boven en hoewel je dan echt een godsvermogen kon verdienen, was mijn wijk meestal beneden en dat vond ik eigenlijk wel prettiger. Maar deze avond, midden in het seizoen, was ik toch boven ingedeeld. In die tijd hadden wij obers het uit de hand serveren tot een prestige stukje verheven, zonder moeite kon ik een tong, van een zilveren schaal, uit de hand fileren en uitserveren. Ik had net , onder oh en ah geroep, mijn kunststukje vertoond, voor een groep van 8 mensen. De truc was om een handdoek op je onderarm te leggen, anders liep je vreselijke brandwonden op en na de tong kwamen de bloemkool bolletjes in kaassaus(’70 er jaren) Nou dat was een klein kunstje vergeleken bij de tong. Maar bij de gasten aan de rand van de balustrades kon je niet goed of netjes uitserveren en ik moest om bij de laatste dame te komen voor een oudere dame langs. Ze was in het bezit van een nogal geprononceerdere boezem en behangen met juwelen. Netjes vroeg ik of ik voorlangs mocht en ze vergaf me deze kleine zonde. Maar uitgerekend boven haar borsten, gleed het bloemkoolbolletje tussen mijn lepels weg en vond zijn plekje, terwijl de kaassaus naar beneden droop. Doodstil werd het aan tafel en met rood hoofd stamelde ik wat. Haar man, die het feestje gaf, verbrak de stilte door te gaan lachen. De chique dame deed niet voor hem onder en pareerde met; Dat vind jij wel lekker he, drie borsten…?
Het ijs was gebroken en de hele avond werd er gegrapt over, dat ik er ook niet echt om heen kon, met zo een gemoed en mijn fooi van hun was nogal flink.
Pieter van Dijk