Aardstralen en komkommers…

Gast column: Gerrit Mollema

Aardstralen en komkommers…

Het is komkommertijd in de media. En dan vooral de lokale media want alle bestuurders en ambtenaren zijn op vakantie. Ook voor columnisten is het zoeken naar een thema waarmee de lezers kunnen worden vermaakt.

Maar ik had vorige week mazzel. Ik zat op een terras rond de Ruïnekerk en aan tafel naast me zat een man met een half dozijn oudere mensen (en wie is dat niet in dit dorp?) die aan zijn lippen hingen. Hij had een soort kettinkje in zijn hand dat hij op en neer en heen en weer bewoog. Pendelen heet dat, geloof ik.
‘Kijk, hier heb je dus een hoop energie’, zei hij en nam het kettinkje in zijn andere hand, ‘en hier veel minder.’
De ‘ohs’ en ‘ahs’ vlogen door de lucht. ‘Maar over het algemeen zit het rond de kerk wel goed met de energetische velden’, besloot hij zijn college.

‘U hebt veel verstand van dit onderwerp’, zei ik nadat zijn volgelingen waren vertrokken.
‘Jazeker meneer, er is meer tussen hemel en aarde dan wij kunnen bevroeden.’
Ik troonde hem mee naar het Plein waar volgens mij qua energie nog wel wat is te onderzoeken. We wurmden ons langs wat spaanplaten van het dichtgetimmerde Parkhotel en daar kwam het kettinkje weer tevoorschijn. Hij liep door de bouwval, het esoterische instrumentje vloog alle kanten op en hij riep: ‘O, o, o, o, o, o!!’
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik.

‘Aardstralen’, zei de man. ‘En geen gewone, maar negatieve aardstralen!’
‘En wat betekent dat?’
‘Dat je hier geen hotel meer kan bouwen. Die stralen vliegen door alle etages heen en kunnen bij gasten allerlei klachten veroorzaken.’
‘En nu?’

‘Die hele bende platgooien en er een parkeerplaats van maken. Dat is het enige wat erop zit.’
We liepen door naar de overkant waar Bot Bouw een pand wil neerzetten. Mijn goeroe haalde een soort wichelroede uit zijn binnenzak en het ijsberen begon opnieuw. En daar klonk het weer: ‘O, o, o, o, o, o!’
‘Wat is hier mis?’ vroeg ik.
‘Trollen. Ik tel zo al vijf nesten!’
‘En wat kan dat voor kwaad?’
‘Je kan hier wel een pand bouwen, maar die trollen graven alles onder het fundament weg en dan stort het hele zaakje in. Niet doen dus.’
Tenslotte staken we de weg over naar het gebied waar misschien ooit De 7 Dorpelingen zullen verrijzen.
Ik knielde, hield mijn oor tegen de grond en zei na tien seconden: ‘O, o, o, o, o, o! Giftige komkommers. Je hoort hoe ze worden opgepeuzeld door een stel drimmels.’
‘Zei u nu drommels?’
‘Nee. Drimmels.’

‘En wat zijn drimmels?’
‘Dat zijn de verre achterneefjes van de trollen. Maar een stuk kwaadaardiger. Als je die hun gang laat gaan, slopen ze alles wat ze tegenkomen.’
‘Giftige komkommers? Drimmels? Nooit van gehoord. Die bestaan volgens mij helemaal niet.’
Ik kwam omhoog en zei: ‘Nee. Net zo min als aardstralen en trollen.’

Hij keek me kwaad aan, draaide zich om en zei toen hij wegliep: ‘Met mensen zoals u valt geen zinnig woord te wisselen!’ Hij had gelijk. Maar ik zei het al: het is komkommertijd.